Gipspleisters
Binnenpleisters die niet direct in contact kunnen komen met vocht zijn op basis van gips. De aannemer kan deze aanmaken op de werf en met de hand aanbrengen, of ze kunnen met een spuitinstallatie worden aangemaakt en aangebracht. Het uiteindelijke resultaat is hetzelfde. De meeste stukadoors slagen er wel in om een muur of een plafond goed vlak te zetten maar er zijn toch enkele knelpunten waar je extra aandacht aan moet schenken.
Uitpleisteren van hoeken
Buitenhoeken moeten versterkt worden met hoekprofielen (kunststof of metaal) vanop de vloer tot op 2 m hoogte, dit om ze te vrijwaren van beschadigingen. Dit geldt eveneens voor de raamopeningen en alle plaatsen waar men gemakkelijk kan tegen stoten. Het is belangrijk dat deze profielen zorgvuldig geplaatst worden zodat de hoek mooi loodrecht kan worden afgewerkt.
Binnenhoeken moeten uiteraard niet versterkt worden, maar ook hier is de loodrechtheid van belang.
Een scheve hoek zal misschien niet met het blote oog waarneembaar zijn, maar als je later wil behangen heeft dit wel zijn gevolgen.
Aansluiting tussen vloer en pleisterwerk
Vooral gelijkvloers kunnen problemen optreden. Het is van groot belang dat het pleisterwerk niet lager komt dan de vochtwering in de buitenmuren en dat het niet in contact komt met de vloer. De vloerplinten moeten geplaatst worden met waterdicht cement en de voeg tussen plint en vloer moet worden dichtgekit met siliconen. Op die manier kan er nooit vocht uit de kelder of funderingsmuren in contact komen met het pleisterwerk, en door de afgekitte voeg tussen vloer en plint is er ook geen probleem met poetswater.
Overgang naar het plafond
De overgang van een bepleisterde muur naar een bepleisterd plafond is onderhevig aan spanningen. Het plafond kan onder invloed van de belasting lichtjes doorbuigen; deze spanning kan zich manifesteren door barsten in de plafondbepleistering of door een barst in de hoek tussen muur en plafond. Het laatste kan je eventueel voorkomen door de hoek te laten ‘doorsnijden’. Dit geeft wel een zichtbaar lijntje maar dat is nog altijd beter dan een gekartelde barst.
Een andere oplossing is het gebruik van een siermolure, die enkel aan de muur bevestigd wordt, op voorwaarde dat dit te verenigen valt met de stijl van je woning.
Overgang tussen verschillende materialen
Verschillende materialen hebben verschillende gedragingen wat betreft uitzetting, kruip, temperatuur, vochtgevoeligheid, enz… Dit kan aanleiding geven tot spanningen in het pleisterwerk met barstjes als gevolg. Ter voorkoming van dit euvel wordt de overgang tussen twee verschillende materialen gewapend met pleisterbewapening.
Gladde oppervlakken
Gladde oppervlakken of oppervlakken met een groot zuigvermogen kunnen problemen geven met de aanhechting van het pleisterwerk. In die gevallen wordt er een voorstrijklaag aangebracht die de hechting moet verbeteren.
Langs de andere kant is het ook mogelijk gladde oppervlakken dunner te bepleisteren, of is het soms voldoende om kleine mankementen weg te plamuren. (bv. aan de onderkant van een glad bewapende vloerplaat).
Vochtige ruimtes
Gipspleisters kunnen niet tegen vocht. Als ze gedurende langere tijd aan vocht worden blootgesteld rotten ze. In douches en rond het bad kan dit problemen geven als de voegen tussen de betegeling beschadigd zijn of niet volledig waterdicht. Er zijn coatings op de markt die je op het pleisterwerk aanbrengt alvorens te betegelen, maar een betere oplossing is die muren te laten vlak zetten met een waterbestendige cementpleister. Hou er wel rekening mee dat cementpleisters niet zo glad afgewerkt kunnen worden als gipspleisters, en ze dus best worden afgewerkt met een betegeling.
De muren in je badkamer die niet bloot staan aan spatwater kan je gerust met een gewone pleister laten bezetten en afwerken met verf of behangpapier.
Keldermuren
Keldermuren worden nooit bepleisterd met gipspleisters. Ook als je kelder waterdicht lijkt kan je er niet op rekenen dat dit in de loop der jaren ook zo blijft.
Als je toch een bepleistering wenst, gebruik dan minimum een watervaste cementpleister. Vertoont je kelder in aanvang al natte muren, dan moet je je toevlucht nemen tot gespecialiseerde dichtingspleisters die dikwijls in meerdere lagen van verschillende samenstelling worden opgebouwd.
Er zijn systemen op de markt die als eindlaag een gladde afwerking hebben die kan worden overschilderd.
Het is aan te raden hiervoor een firma aan te spreken die gespecialiseerd is in kelderdichtingen.
Gipsplaten
Zoals de benaming laat vermoeden komt er bij een droog bepleisteringssysteem geen water aan te pas op de werf.
De bepleistering gebeurt met geprefabriceerde gipsplaten die tegen de muur worden bevestigd (voor natte ruimten zijn er vochtbestendige gipsplaten op de markt).
In nieuwbouw worden deze platen voornamelijk toegepast als bekleding van schuine plafonds (van kamers onder dak), valse plafonds, en voor het uitvoeren van lichte, niet dragende scheidingswandjes.
Bij restauratie en verbouwingen wordt soms de hele bepleistering met gipsplaten uitgevoerd. In tegenstelling tot het nat systeem, wat voor een leek niet zo gemakkelijk is, kan een handige doe-het-zelver het droog systeem zelf aan. Toch zijn er een aantal vuistregels die je moet in acht nemen.
In grote lijnen kunnen we een onderscheid maken tussen platen die bevestigd worden tegen een bestaande muur, en platen die bevestigd worden op een nog op te trekken draagconstructie.
Gipsplaten te bevestigen op bestaande muren
Het bevestigingssysteem is afhankelijk van de toestand van de achterliggende muur. Op gezonde, droge muren kunnen de platen met geschikte hechtpasta (te verkrijgen bij de fabrikant van de platen) tegen de muur gekleefd worden. De pasta wordt in proppen tegen de achterkant van de gipsplaat aangebracht en dan tegen de muur aangedrukt. De voegen tussen de platen worden gewapend met gipswapening en dichtgeplamuurd.
Voor ongeïsoleerde buitenmuren bestaan er gipsplaten die aan de achterkant bekleed zijn met isolatie (als je achteraf iets aan die muur wil bevestigen, denk er dan wel aan aangepaste schroeven te gebruiken).
Bij vochtige muren is het noodzakelijk eerst het vochtprobleem aan te pakken en nadien de gipsplaten aan te brengen op een rasterwerk dat op de muur werd bevestigd. Je kan dit rasterwerk opbouwen uit geïmpregneerd hout of met behulp van speciale metalen profielen die verkrijgbaar zijn via de platenfabrikant.
Het is verstandig om tussen de muur en het rasterwerk een vochtwerende folie aan te brengen. De gipsplaten worden mechanisch op het rasterwerk bevestigd (schroeven of nagelen). Als je vermoedt dat de muur nog vochtproblemen zal opleveren, is het aan te raden onder- en bovenaan de platen een ventilatiegleuf te voorzien om het uitdrogen van de muur te bevorderen. Wil je geïsoleerde platen gebruiken of zelf een isolatie plaatsen tussen het raster, gebruik dan vochtbestendig isolatiemateriaal (bv. poly-urethaan).